Medicatielab_antidepressivatest_onderzoek medicatielab_antidepressivatest_dna Antidepressivatest

Wat testen wij?


Medicatielab voert een antidepressiva-test uit om behandelaars en patiënten de mogelijkheid te bieden uit te zoeken of bepaalde problemen met medicijnen het gevolg zijn van een genetisch bepaald (extreem) traag of snel metabolisme.

 

Wat zijn de oorzaken van een (extreem) snel of traag metabolisme?

Een (extreem) snel of traag metabolisme wordt in veel gevallen veroorzaakt door variaties in CYP2D6 en CYP2C19 enzymactiviteit. De enzymen CYP2D6 en CYP2C19 zijn betrokken bij de afbraak van veel geneesmiddelen, waarvan antipsychotica en antidepressiva de grootste vertegenwoordigers zijn. Mutaties in de genen die coderen voor deze enzymen kunnen resulteren in een verhoogde of een verlaagde enzymactiviteit.

 

Met als gevolg:

  • een snel metabolisme van geneesmiddelen. (UM)
  • een intermediair metabolisme van geneesmiddelen (enigszins vertraagd: IM)
  • of een traag metabolisme van geneesmiddelen (PM)

 

Waarom deze antidepressiva-test?

Bij ongeveer tien procent van alle patiënten die een antidepressivum of antipsychoticum gebruiken, verloopt de afbraak van deze middelen veel sneller of trager dan gemiddeld. Hoewel psychiaters vaak tot passende behandelstrategieën komen, kunnen deze genetische variaties bij een aantal patiënten toch tot problemen leiden.

 

Welke problemen kunnen ontstaan door een versneld of vertraagd metabolisme?

Als er sprake is van een (extreem) snelle of trage afbraak van medicatie, kunnen zich de volgende problemen voordoen:

 

Patiënten met een snel metabolisme:

  • worden mogelijk onterecht beschuldigd van therapieontrouw.
  • ondervinden vaak geen effecten van het medicijn.

 

Patiënten met een traag metabolisme:

  • ervaren vaak bijwerkingen, ongeacht welk medicijn zij krijgen voorgeschreven.
  • kunnen behalve bijwerkingen ook toxiciteit ondervinden van het gebruikte medicijn, wat gezondheidsrisico’s met zich meebrengt.

 

Artsen of psychiaters hebben meestal weinig ervaring met het behandelen van deze subgroepen patiënten.

 

Wetenschappelijk onderzoek

  • Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat een ultrarapid (snel) metabolisme geassocieerd is met onder andere vervroegd stoppen met medicatie, mogelijk ten gevolge van het uitblijven van een respons op de medicatie (zie het overzicht hieronder bij punt 1-6).
  • Daarnaast zijn in de wetenschappelijke literatuur veel gevallen beschreven van ernstige bijwerkingen als gevolg van een afwijkend CYP2D6 en/of CYP2C19 metabolisme. Zie het overzicht hieronder bij punt 7).
  • Uit eigen onderzoek, verricht binnen het voormalig Meerkanten GGz, is gebleken dat ultrarapid metabolizers ongeveer twee maal zo lang zijn opgenomen als andere patiënten, (gesubmit). Daarnaast is de kans dat deze patiënten noodmedicatie krijgen toegediend ongeveer twee maal zo groot als bij de gemiddelde patiënt.

 

Voorkomen van problemen

In theorie kunnen door middel van frequente spiegelbepalingen verkeerde doseringen worden voorkomen. In de praktijk worden psychofarmaca echter ook vaak in de eerste lijn voorgeschreven aan patiënten die zorg mijdend zijn. Gelukkig zijn de effecten van afwijkende afbraak niet altijd ernstig, maar juist daarom voelen patiënten zich vaak onbegrepen. Het is dus belangrijk om in een zo vroeg mogelijk stadium van de behandeling te weten of een patiënt medicijnen snel of langzaam afbreekt, zodat zelfs vóór het bepalen van een bloedspiegel bekend is welke dosis het meest geschikt is.

 

Richtlijnen

Voor een groot aantal psychofarmaca zijn inmiddels adviezen opgesteld door de werkgroep Farmacogenetica van het KNMP op basis van de beschikbare wetenschappelijke literatuur. Deze adviezen omvatten suggesties voor therapie, zoals aanbevolen dosis en alternatieven, die gelden voor patiënten met een afwijkende geneesmiddelafbraak. Echter vanwege de relatief kleine subgroepen van patiënten waarop de adviezen van toepassing zijn en het gebrek aan ervaring met deze patiënten, is het aantal wetenschappelijke publicaties gering. Hierdoor zijn er nog geen bindende richtlijnen ontwikkeld. Medicatielab wil graag bijdragen aan het vergroten van de kennis over de genoemde kleine subgroepen, zodat wij op termijn nog betere adviezen kunnen geven. Zie voor meer informatie ook het NHG-Standpunt Farmacogenetisch onderzoek in de huisartsenpraktijk.

 

Wetenschappelijke literatuur

1) Penas-Lledo EM et al. CYP2D6 and the severity of suicide attempts. Pharmacogenomics 2012;13:179-184.

 

2) Penas-Lledo EM et al. High risk of lifetime history of suicide attempts among CYP2D6 ultrarapid metabolizers with eating disorders. Mol Psychiatry 2011;16:691-692.

 

3) Bertilsson L. CYP2D6, serotonin, and suicide--a relationship? Clin Pharmacol Ther 2010;88:304-305.

 

4) Zackrisson AL et al. High frequency of occurrence of CYP2D6 gene duplication/multiduplication indicating ultrarapid metabolism among suicide cases. Clin

Pharmacol Ther 2010;88:354-359.

 

5) Ahlner J et al. CYP2D6, serotonin and suicide. Pharmacogenomics 2010;11:903-905.

 

6) Peñas-Lledó EM et al. CYP2D6 ultrarapid metabolism and early dropout from fluoxetine or amitriptyline monotherapy treatment in major depressive patients. Mol Psychiatry 201;18:8-9.

 

7) Jornil J et al. A poor metabolizer of both CYP2C19 and CYP2D6 identified by mechanistic pharmacokinetic simulation in a fatal drug poisoning case involving venlafaxine. Forensic Sci Int 2013;10:e26-31

  

8) van der Baan. Perzonalized Medicine: Pharmacogenetic testing in drug development and clinical practice. Proefschrift 2012

 

 

Meer wetenschappelijke literatuur